Van het fort dat de heerser Jalaf ibn Rasid liet bouwen aan het begin van de 9e eeuw is niets overgebleven, op de locatie na. Hij had geen beter te verdedigen plek kunnen kiezen: zo hoog mogelijk op de rots, omgeven door ruwe verticale wanden, uitgehold door de Vero. Het kasteel had één enkele toegang die verdedigd werd door zware torens en sterke muren.
Toen het rond 1067 in christelijke handen viel, tijdens de heerschappij van Sancho Ramírez, verstevigde de abt Banzo het moslimkasteel. De koning bedankte hem voor de “goede diensten die gij mij hebt bewezen en blijft bewijzen en omdat gij die toren in Alquézar hebt gebouwd ter verbreiding van het christendom en tot onheil van de Moren.
Op het hoogste punt van de berg staan de ruïnes van een grote vierhoekige toren. Zijn muren zijn behoorlijk dik (1,60 m.), gebouwd met bewerkte stukken steen, waarvan sommige hergebruikt zijn in andere wallen om de amandelbomen op de plantage van eerwaarde Rafael Ayerbe te beschermen.
Uit deze tijd stammen ook de resten van een kleine kapel die aan de Heilige Maria Magdalena gewijd is. De kapel staat ook helemaal boven op de rotsachtige heuvel en is van boven plat maar de gewelven zijn halfrond.
Op de toegangsweg, die op de hellingen en gebogen glooiingen ligt, staat een verdedigingstoren als een koepel boven de weg. Opgetrokken buiten de primitieve verdedigingswallen, diende deze niet alleen ter verdediging, maar ook als uitkijkplaats. De bouw ervan op de rots moet een riskante aangelegenheid geweest zijn, maar is desondanks toch op een efficiënte manier uitgevoerd door lokale metselaars die op meesterlijke wijze de Lombardische bouwstijl hebben gekopieerd. De poort was hoog gevestigd om de verdediging gemakkelijker te maken; men ging er naar binnen door een houten constructie die er nu niet meer is. En wat lijkt op kantelen zijn niet meer dan openingen op de bovenste verdieping waar de stellages gestaan moeten hebben, dat wil zeggen, het houten bastion waarmee de verdediging compleet was.
Tussen de 15e en 16e eeuw werd de zigzaggende toegangsweg tot de rots door middel van een opeenvolging van kanteelvormige panelen en een poort met wapenschild versterkt. Als u er doorheen gelopen bent staat u voor een langgerekte gotische poort met een bas-reliëf, die in de volksmond bekend staat als La Mazmorra (kerker) de las Santas. Op dit bas-reliëf uit de 15e eeuw worden de heilige martelaren Nunilo en Alodia onder een hemeltje afgebeeld met het palmblad van het martelaarschap in de hand op het moment dat zij door hun beulen worden gedood.