Guara Parque Natural
La climatología y orografía de Guara Somontano son muy variadas, por lo que en sus diferentes hábitat se desarrollan infinidad de especies fúngicas que crecen a lo largo de todo el año, y con mayor abundancia en la primavera y otoño. Por supuesto que no todas son comestibles y hay que estar seguro de las especies recolectadas antes de su consumo.
Pinares
En los bosques de pinos del Somontano encontramos diversas especies de pinos, silvestre, laricio, carrasco... Ocupan la mayor extensión de bosque ya que se ha utilizado masivamente en repoblaciones forestales. Los pinares son muy ricos en hongos y podemos encontrar entre otros: Amanita muscaria, Suillus luteus, Suillus granulatus, Boletus edulis, Hygrophorus marzuolus, Morchella conica, Gyromitra esculenta, Cortinarius sp, Fomitopsis
pinicola, Sarcodon imbricatus, Tricholoma equestre, Tricholoma portentosum, Tricholoma terreun, Lactarius deliciosus, Lactarius sanguifluus, Cantharellus cibarius, Cantharellus lutercens, Cantharellus tubaeformis, Russula sp, Tricholomopsis rutilans, Sparassis crispa, Chroogomphus rutilus, Gomphidius glutinosus, Hygrophorus eburneus.. y muchas más...
Robledales
Son bosques caducifolios de amplia distribución, en los que domina el quejigo (Quercus faginea).
Estos bosques son bastante ricos en especies fúngicas como: Amanita caesarea, Amanita citrina, Amanita phalloides, Amanita rubescens, Amanita vaginata, Amanita crocea, Boletus aereus, Boletus aestivalis, Entoloma lividum, Cantharellus cibarius, Russula sp, Lepiota sp, Collybia sp, Fistulina hepatica y muchas más.
Encinares y carrascales
Están formados por encinas (Quercus ilex) y carrascas (Quercus rotundifolia). Este árbol es el más representativo del bosque mediterráneo. Aunque de porte arbóreo, suele presentarse también como un enmarañado arbusto con multitud de troncos saliendo de una base común. Igualmente y debido a sucesivas talas y aclareos, para hacer carbón vegetal y pastoreo, se ve acompañado de coscoja (Quercus coccifera), aliaga, tomillo, sabinas y enebros (Juniperus sp).
Abundan en ellos distintas especies, principalmente cuando el verano es tormentoso. Pueden encontrase: Amanita caesarea, Amanita phalloides, Boletus aereus, Boletus aestivalis, Boletus satanas, Leccinum lepidum, Lactarius chrysorrheus, Lactarius cistophillus, Xerocomus armeniacus, Mycena quercus-ilicis, Hygrophorus russula, Hygrophorus personii, Lepista nuda, Hydnum repandum y la más representativa, Tuber melanosporum.
Bosques de ribera
Entre las especies arbóreas que los constituyen están álamo blanco (Populus alba), el chopo (Populus nigra), diversas especies de sauces (Salix sp), fresnos (Fraxinus sp.), etc.
Frecuentemente encontramos Agrocybe aegerita, Tricholoma populinum, Lactarius controversus, Coprinus sp, Morchella esculenta, Pleurotus eryngii, Helvella sp, Auricularia mesenterica, Peziza sp.
Het water, dat een belangrijke rol speelt in het landschap van het nationaal park, is een toevlucht voor de inheemse zoetwaterkreeft (Austropotamobius pallipes) en de pyreneeënbeeksalamander (Euproctus asper), een inheemse amfibie die door zijn huid ademt dankzij de zuurstof die zich in het zuivere water bevindt. Aan de oevers van de rivieren bevinden zich zilverreigers (Ardea cinerea), ijsvogels (Alcedo atthis) en waterspreeuwen (Cinclus cinclus). Zowel de aanwezigheid van deze vogels als de aanwezigheid van watersalamanders tonen aan dat er sprake is van heldere, niet vervuilde rivieren.
De rotsen, die een ander belangrijk aspect van de wilde natuur vormen, trekken aasgieren (Neophron percnopterus), steenarenden (Aquila chrysaetos), slechtvalken (Falco peregrinus) en oehoes (Bubo bubo) aan. De indrukwekkende lammergier (Gypaetus barbatus), heer en meester in de lucht van Guara, is een prachtige roofvogel met angstaanjagende geelrode ogen, die omlijst worden door een zwart masker. Omdat deze diersoort met het uitsterven bedreigd wordt, zijn enkele lammergierparen in een beschermingsprogramma van het park opgenomen. Deze beesten zijn in staat om de botten van de door aasgieren achtergelaten kadavers tegen grote stenen stuk te slaan en te verzwelgen. Aan de rand van de kliffen vliegen andere roofvogels.
De vale gier (Gyps fulvus) bouwt een nest in de rotswanden waar de meest onervaren vogels op kwetsbare plekken gaan zitten. Bij het aanbreken van de dag wacht de vale gier totdat de zon de wind heeft verwarmd en er opstijgende warme luchtbellen ontstaan die de ideale omstandigheid vormen voor de gier om in de lucht te zweven en op zoek te gaan naar een prooi. In een impuls zet de gier zich af van de grond en met slechts enkele onwaarneembare staartbewegingen, waarbij hij zijn vleugels stilhoudt, weet hij snel hoogte te maken. Op deze manier houdt hij het vliegen moeiteloos vol tot zonsondergang, waarna hij terugkeert naar zijn nest om uit te rusten. Daarnaast zijn er bosroofvogels aanwezig, zoals de sperwer (Accipiter nisus), de havik (Accipiter gentilis) en de buizerd (Buteo buteo). Deze rijke verzameling aan roofvogels heeft ervoor gezorgd dat het nationaal park is verklaard tot speciale beschermingszone voor vogels.
Het mediterraanse bos heeft één van de meest gevarieerde ecosystemen en herbergt een rijke fauna. De grote hoeveelheid eikels vergemakkelijkt niet alleen het leven van knaagdieren, maar ook van roofdieren, waaronder kleine geruisloze carnivoren zoals de genetkat (Genetta genetta) en de steenmarter (Martes foina), die beide 's nachts op jacht gaan.
De vos (Vulpes vulpes) is gemakkelijk te herkennen aan zijn voetsporen, aangezien de vorm een “X” hebben. Door zijn grote aanpassingsvermogen wordt de vos niet met uitsterven bedreigd en behoort hij zelfs tot de meest voorkomende carnivoren. Daarnaast zijn er everzwijnen (Sus scrofa) aanwezig. Zij vormen die belangrijkste jachtdieren van de comarca.
De rotsen zijn tamelijk onherbergzaam, maar dit houdt niet in dat er geen leven mogelijk is. De planten moeten echter het hoofd zien te bieden tegen de droogte, het gebrek aan ruimte, de zwaartekracht en de forse temperatuurverschillen. Op de kliffen zijn zeer gespecialiseerde, wonderbaarlijke plantensoorten aanwezig. Dit zijn zeldzame, waardevolle soorten die alleen leven op de rotsen van deze ravijnen, zoals de Petrocoptis guarensis, die haar bloemen achterlaat op het kalkachtige oppervlakte van Mascún, Balced en Vero, om voedingsstoffen en vocht op te nemen.
Andere inheemse soorten uit het centrale deel van de Pyreneeën die te terug te vinden zijn in het natuurpark zijn Ramonda myconi en de Saxifraga longifolia. De Saxifraga longifolia is een mooie plant die uitbundig bloeit en daarna afsterft.
De Ramonda myconi is een authentieke botanische relikwie die afkomstig is uit een tijdperk waarin er een nagenoeg subtropisch klimaat heerste. Deze plant is te vinden in de koele, maar zonnige gebieden van de bergen. Het is een mooie plant met paarse bloemen met aan de onderkant behaarde bladeren. Het noordelijke gedeelte van het natuurpark heeft de kenmerken van een Alpenlandschap vanwege de beukenbomen (Fagus sylvatica) die er groeien.
Het zuidelijke gedeelte daarentegen heeft een overwegend mediterraans karakter: steeneiken, dichte bossen van hulsteiken (Quercus coccifera), jeneverbessen (Juniperus communis) en buxussen (Buxus sempervirens). De aardbeibomen (Arbutus unedo) geven kleur aan de bergen en zijn prachtig in de lente en de herfst. In de hoger gelegen en oude gedeelten bevindt zich een opmerkelijke verzameling aan gekoloniseerde plantensoorten zoals de Echinospartum horridus, die halverwege juni spectaculair bloeit.
Het grote aantal bossen zorgt ervoor dat Somontano een interessante bestemming is voor liefhebbers van zwammen en paddenstoelen. Zo zijn er oranjegroene melkzwammen (Lactarius deliciosus) en andere verrukkelijke zwammen en schimmels te vinden, zoals de aromatische zwarte truffels.
De grootsheid, ruigheid en schoonheid zitten hem niet in de hoogte van de bergtoppen, maar in de spectaculaire dieptes van de ravijnen die uitgesleten zijn door erosie van zowel onder- als bovengrondse wateren.
De heuvels en bergtoppen bereiken een hoogte van 1.870 m bij Cabeza de Guara en zijn rond van vorm. Aan de voet van de talrijke rotswanden strekken zich rotsige terreinen uit, waar zich duizenden rotsstukken ophopen die naar beneden zijn gekomen als gevolg van een ijswig.
Op de bergtoppen van de Valle de Rodellar dalen grote hoeveelheden regenwater neer die doordringen tot de bodem en ondergrondse rivieren (karstverschijnselen) veroorzaken.
Soms komen deze ondergrondse rivieren weer aan de oppervlakte, we spreken dan van een resurgentiebron (voorbeelden hiervan zijn Mascún, la Tamara of El Puntillo).
Wanneer er sprake is van hevige regenval wordt het water dat tot de kern van het gebergte is doorgedrongen afgevoerd langs scheuren in de helling waardoor er rivieren of bergstromen (zoals de Solencios de Pedruel en de Solencios de Marrano) ontstaan. Bij het vervolgen van hun route hebben deze rivieren moeten uitwijken via scheuren in het kalkachtige oppervlakte. Als gevolg van het koude water dat gedurende miljoenen jaren door deze scheuren stroomde vielen rotsen uiteen, waardoor er diepe ravijnen en kloven zijn ontstaan. Deze ravijnen en kloven zorgen voor een landschap dat uniek is voor Europa. Het water slijt de rosten uit en creëert niet alleen gangen in het gesteente, maar ook cilindrische uithollingen waterpoelen en prachtige natuurlijke zwembaden.
Grote stenen veroorzaken labyrinten en chaos in de bedding van het ravijn waardoor het water een uitweg zoekt en er spuitwater ontstaat.
Gorgas Negras, Mascún, los Oscuros de Balced, el barranco de Fornocal en los cañones del Vero, zijn vanwege hun spectaculaire karakter reeds opgenomen in de lange lijst van ravijnen die het park tot een waar paradijs maken voor de echte avonturiers.
Aan het uiteinde van het ravijn vormen zich indrukwekkende verticale rotswanden, hoge rotskammen (Ciudadela de Mascún) en scherpe bergspitsen (Cuca de Bellosta in Mascún), open holtes en puntige rotsen (muren van de Vero) en zelfs leegtes die ontstaan zijn door de erosie van de zwakkere lagen van de bergkammen, ook wel foraus of portales genoemd (voorbeelden hiervan zijn Portal de la Cunarda en Ventana de Mascún). Ook zijn er in overvloed “palomeras” aanwezig. Dit is de naam die aan deze ravijnen wordt gegeven omdat duiven hier vaak hun nest bouwen in de openingen en beschutte plekken.
De rivieren monden daarna uit in de vallei tussen de sedimentaire roodkleurige rotsen, waardoor het landschap vol monolieten, verticale rotswanden en ronde silhouetten een indrukwekkend uitzicht vormt. Deze uitkijkposten houden in stilte toezicht op het geologische koninkrijk van Guara.
Eén van de meest spectaculaire uitkijkposten is Huevo de Marrano.
Een andere belangrijke aantrekkingskracht van het gebergte is het grote aantal fossielen. In het geologische tijdvak Mesozoïcum lag een deel van dit gebied onder zeeniveau, waardoor er vele diersoorten konden floreren: tweekleppige weekdieren, zee-egels en zeesterren, die gemakkelijk te vinden zijn wanneer zij versteend zijn. Op de plek die bekend staat als Mallata de los Dineretes wemelt het van de nummulieten, platte en ronde fossielen, die doen denken aan kleine munten.
Vergeet niet dat de fossielen beschermd zijn door de Aragonese eigendomswet en dat het verboden is om ze mee te nemen.