Het begrip ‘huis’ staat in Aragón voor veel meer dan gewoon een gebouw: het is alles. Het brengt de mensen samen die erin wonen, de dieren en de productiemiddelen en alle bezittingen, en het is de plek waar je alle opbrengsten van het werk op het land opslaat. Aangezien dit essentieel is voor zijn overleving, moet de mens het huis beschermen tegen het kwaad en de vruchtbaarheid van het land en de dieren gunstig stemmen. Een beschermende werking gaat uit van zwijnenpoten en vogelklauwen, die je vastgespijkerd op sommige bovendrempels en houten deuren aantreft. In sommige gevallen zijn het slangenhuiden, staarten, distels…
De heksenverschrikkers, die op de luifeldaken of schoorstenen staan, zorgen ervoor dat heksen niet stiekem binnenkomen.
Het aanbrengen van kalk met blauwsel op de deuropeningen was gebruikelijk, en hoewel dit eigenlijk een middel tegen insecten was, werd het goedje vanwege zijn beschermende eigenschappen ook als een goede verdediging tegen kwade geesten gezien.
De bellen of deurkloppers in de vorm van fallussen of dieren (slangen, hagedissen, vissen,…) moesten de zo begeerde vruchtbaarheid aantrekken omwille van het voortbestaan en de welvaart van het huis.
Soms zijn de gewelfstenen waar de façades uit bestaan versierd met astrale motieven die doen denken aan de zon, waaraan de natuur haar licht en warmte te danken heeft en die zorgt dat de oogst tot bloei komt.
Maagden en heiligen beschermen vanaf de kapellen en de nissen in de muren en voorgevels de huizen tegen alle kwaad, of door middel van platen op de deuren waarop “God zegene dit huis” staat.