In 1571 gaf het bestuur van Barbuñales de opdracht aan Simón de Carre en Rodrigo del Camino deze fontein te bouwen.
Zoals vele andere steenhouwers, kwamen deze twee oorspronkelijk uit Ajo in Santander en had het werk hen naar Somontano gebracht. Aangezien ze in een welvarende tijd leefden, hadden ze al vele bouwwerken (bruggen, kapellen, kerken en herenhuizen) op hun naam staan en hun werk werd in het hele rijk erkend.
Ze hadden in Cuenca gewerkt en in Zaragoza, ze hadden bruggen, kapellen en molens gebouwd en dankzij hun werk in Barbuñales kregen ze de opdracht om in Barbastro de (nu niet meer bestaande) Fuente del muro uit steen te houwen.
Hoewel de fontein sober en functioneel is, geeft het met zorg en aandacht bewerkte steen – als was het bestemd voor een kerk - het bouwwerk een nobel voorkomen.
Zoals bij bijna alle fonteinen in Somontano, wordt het water gekanaliseerd en komt het van veel verderop naar deze publieke plaats.
In de droge gebieden was de fontein de enige manier van watervoorziening. Hier vulde men de waterkruiken voor thuis, drenkte men de paarden en het vee, werden af en toe kleren gewassen en besproeide men de moestuinen in de buurt met overgebleven water.